Ik denk. Ik denk heel veel. Ik denk eigenlijk constant. En ik word ook gek van mijn eigen
gedenk.
Soms zijn mijn
gedachten leuk, dan denk ik over een vakantie die we samen maakten, over leuke
momenten met familie en vrienden, zelfs over het menu van de komende week. Maar dat zijn dus de goede momenten.
Veel vaker nog
denk ik over negatieve zaken. Dan denk
ik terug op een gesprek met een cliënt en ben ik kritisch over hoe het gelopen
is, soms denk ik aan momenten in mijn dagelijkse leven waar ik mezelf eigenlijk
wat belachelijk gemaakt heb, door iets te zeggen waardoor iedereen moest
lachen. Vervolgens voel ik
schaamte. Nog het meest denk ik aan momenten
dat ik niet helemaal bewust aanwezig was.
Momenten dat ik mijn zelfbeheersing verloor. Dat kan woede geweest zijn of overprikkeling,
heel vaak zelfs. Maar ook momenten dat
ik heel spontaan was en gek deed of met de kinderen speelde. Soms ook dat ik aan mensen teveel verteld
heb, dat ik me te ver liet meeslepen in een verhaal en de goede luisteraar me
meer liet vertellen dan ik achteraf leuk vond.
Ik verwijt mezelf ook heel vaak dingen.
Dingen waarin ik vind dat ik tekort schiet. Het kan zijn mijn gewicht, of niet geduldig
genoeg met de kids, of niet lang genoeg met de honden gaan wandelen, of niet
genoeg meer bezig met mijn gepensioneerde paard.
Deze gedachten
nemen me mee, voor ik het weet ben ik weg.
Vergeet ik het hier en nu, vergeet ik de mensen rondom me, vergeet ik
waar ik mee bezig was. Deze gedachten en
fantasie wereld is vervolgens de enige die bestaat. Het is daar soms zoet en zacht, maar nog veel
en veel vaker vreselijk en hels. Deze
fictieve denkwereld is bovendien helemaal niet echt en schuift tussen mezelf en
de werkelijkheid van elke dag. En vanaf
ik besef dat mezelf laten meeslepen in de fantasie niet zo gezond is, verwijt
ik dat mezelf ook natuurlijk. Waarom
laat ik me toch steeds zo mee slepen?
Waarom kan ik niet uit mijn vreselijke denken blijven? Waarom heb ik niets te zeggen over mijn
denken?
Maar ook het
mezelf verwijten dat ik denk, is denken.
Is opnieuw een manier om me mee te slepen in de fictieve wereld van de
fantasie en de woorden. En het meeslepen
gebeurd. Waarom kan ik niet stoppen met
denken? Waarom kan ik niet stil zijn in
mijn hoofd? Wat is er mis met mij? Ik ga dat nooit kunnen. Ik ben slecht bezig. Zo breng ik alweer uren door in mijn
denken. Denken over het denken,
stimuleert dus het denken. Verdorie
toch. Wat kan ik dan doen als ik niet
wil denken, maar toch denk? Goh, wat een
ingewikkelde vraag. Wie worstelt in
hemelsnaam met deze stomme vragen? Ik dus.
Tot ik een
moment van helderheid had en ik wakker werd uit de stroom van het denken. Kort, maar toch even uit de stroom van het
denken gestapt. Ik stond beduusd te
kijken op de bedding van de rivier van mijn gedachten en zag ze allemaal onder
me doorstromen. Amai, wat veel. Als ik in die stroom zit, geraak ik er niet
uit. Meer nog, ik besef niet eens dat ik
erin zit. Maar toen ik keek, zo op de
oever, voelde ik een rust neerdalen.
Misschien moet ik helemaal deze stroom niet bevechten. Erger nog, ik zal waarschijnlijk nooit kunnen
winnen van deze stroom. Elk gevecht
hiermee resulteert enkel in het opnieuw meegesleurd worden. De rivier is te groot en te sterk.
Misschien kan ik
beter mijn energie steken in het op de oever blijven staan en te kijken naar
gedachten. Ik hoef ze niet te geloven,
mijn gedachten. Ik hoef ze ook niet te
bevechten. Ik hoef ze ook niet weg te
wensen. Mijn gedachten zijn. Meer is er niet. En ik ben de toeschouwer die kiest, onbewust,
om erin te springen, of om op de oever te blijven. Ik kan mijn gedachten ook enkel observeren. Hier
ben ik en hier zijn mijn gedachten. Hoe
zien mijn gedachten er eigenlijk uit?
Automatisch leun
ik achterover en wordt mijn hoofd minder zwaar en minder naar voor
gericht. Is dit het antwoord? Is dit het antwoord dat ik, en de rest van de
mensheid, al zolang zoek? Het besef dat
ik niet de stroom van mijn gedachten ben, maar de observator? Deze observator die de volwassene in mezelf is en een objectieve raadgever.
Ik oefen nu in het
kijken naar deze gedachten. Vaak sleuren
ze me nog mee, maar vaak ook niet. En de
momenten dat ik op de oever sta, voel ik vreugde opborrelen. Net zolang, tot ik opnieuw begin te
denken.
Hebben jullie
ook ervaring met op de oever te staan? Zo ja, hoe geraken jullie daar? Welke techniek werkt voor jou?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten